top of page

Buggenhout

 

De Prijs 1988 voor beeldhouwkunst (26 kunstenaars stuurden 49 werken in) werd toegekend aan Zjos Meyvis uit Hemiksem met het werk ‘Oerritueel XI’. Een vermelding kreeg Herman Van Snik uit Sint-Niklaas met het werk ‘Paard’ en aanmoedigingsprijzen waren er voor Patrick Crombé uit Brussel, Erik Verhelst uit Kalmthout en Armand Bockstale uit Wetteren.

De Prijs van Buggenhout voor zwart-wit foto's ging naar André Van Der Roost uit Ninove, terwijl Willy Thys uit Lichtaart zilver won en François Saeys uit Lebbeke brons. Bij de kleurfoto's won Augustijn Beulens uit Rumst goud en Willem Christiaens uit Gent zilver.

Laureatensalon PRIJS PIET STAUT voor klein sculptuur                   

29.9 .12 Cortewalle

 

 

De laatste in de rij is Zjos Meyvis.

 

Hij behaalde de Grote prijs Piet Staut met zijn beeld “kleine fallusmachine of bevruchtingsapparaat” .

 

De jury zag in dit beeld mooie constructies met grote sculpturale kwaliteiten die tevens in het geheel zijn terug te vinden.

Het is opgebouwd uit eenvoudige recycleerbare materialen waarbij een boeiende afwisseling wordt verkregen tussen lijn, vorm en kleur, drie belangrijke elementen uit de beeldtaal.

Het beeld is fantasierijk en straalt een inventieve speelsheid uit met een erotische ondertoon.

Johan Rottiers schrijft hierover:”de seksuele connotatie van de machines valt niet te miskennen ook al wordt Meyvis nooit obsceen of pornografisch.”

De jury vond de keuze voor het winnend beeld moeilijk omdat de inzending van de kunstenaar als geheel zeer sterk werd gesmaakt.

 

Als ik dan de nieuwe presentatie zie, achteraan de zaal, dan zien we dat de homogeniteit van het werk van Zjos Meyvis alleen maar sterker is geworden.

De beelden/machines  worden met een bewegingsmelder in werking gesteld.

Zij bewegen volgens een vooraf bepaalde tijdinstelling waardoor interactie ontstaat tussen de verschillende objecten.

Johan Rottiers schrijft over deze recente ‘stuifmeelmachines’:

“Met zijn recent werk vestigt Meyvis de aandacht op de afnemende vruchtbaarheid van onze wereld en de snelle achteruitgang van de soorten.

Hij maakt apparaten om zuurstof te recupereren, om pastorale lucht te verspreiden, toestellen om stuifmeel op te vangen en te ziften, zaadverspreiders en toestellen om hoge bomen te bevruchten.

Door de kunst wordt de confrontatie met de thematiek van de onvruchtbaarheid van onze wereld draaglijk.

Het is geen afstotelijke of verstikkende confrontatie maar en vertederende en verademende beleving.

… Meyvis is niet alleen een intuïtieve speelvogel, hij is ook een bewust kunstenaar.”

Zjos Meyvis heeft ook al een mooie reeks tentoonstellingen neergezet.

Ik vermeld er enkele, in galerie Den Heeck in Hingene, galerie Trossaert en de KBC-toren in Antwerpen, galerie Il Quadro in Aken, Verbeke Foundation in Kemzeke en nog veel meer.

 

De gemeente Beveren verwerft  met ‘Kleine fallusmachine of bevruchtingsapparaat’ een waardevol kunstwerk in de gemeentelijke collectie.

Ik hoop dat het een mooie plaats krijgt.

​

Ron Van de Vyver

Directeur SASK Sint-Niklaas

Brief aan Zjos Meyvis, kunstenaar naar mijn hart.

Zjos, jij hebt nieuw werk en gaat het nog eens tonen. Je vraagt me erover wat te zeggen. Ik voel me vereerd. Hou je hart vast Zjos want ik ga je werk wat bijkleuren…

Je bent –denk ik - geen man met een plan. Je maakt gewoon het ene werk na het andere en ook je tentoonstellingen volgen elkaar vlot op. Je productie van de laatste jaren is beslist niet minnetjes. Je bent een begenadigd kunstenaar, gezegend met het heilig vuur.

Ik hou wel van de manier waarop jij met de dingen omspringt. Al je werken dragen één handtekening. Jij ‘ handtekent’ met bedrieglijk luchtige speelsheid en nonchalante kleuring. Maar je constructies zijn meer dan die vorm. Ze gaan ook ergens over. Over de noodzaak tot verandering. Je werk is ontstaan uit observatie van onze aarde. ‘Wat met de aarde?’ vraag jij je af. ‘Wat met de bodemkwaliteit, de lucht, het water, de biodiversiteit, de genetische rijkdom?’ ‘Wat laten we voor de volgende generaties achter?’

Het houdt je allemaal bezig. Door je machines geef je bestaan aan je gedachten en gevoelens. Ze gaan meer bepaald over het verlies van vruchtbaarheid en de noodzaak hieraan wat te doen. Over verminderde vruchtbaarheid wordt in onze cultuur nog altijd met gedempte stem gesproken. Jij verpakt die waarheid in de speelse poëzie van je ‘zuurstof recuperatoren’, ‘stuifmeelverspreiders’ en ‘verstuivers van pastorale lucht’.

Je werk schreeuwt het niet uit. Evenmin baadt het in zwaarmoedigheid, tobberigheid of in aangeleerde hulpeloosheid. ‘Niet schoppen maar strelen, niet zeuren maar zingen’ lijkt wel je moto. Volgens mij is dat de juiste manier. Het verschil tussen een slecht en een goed kunstenaar is dat de eerste je een boodschap door de strot wil rammen, terwijl de tweede subtieler te werk gaat. Jij behoort duidelijk tot de tweede categorie. Je toestellen zetten me aan het denken.

Als ik om me heen kijk zie ik mensen die stijf staan van de stress, die op de tippen van hun tenen lopen, psychische problemen krijgen en uiteindelijk opbranden. Je weet waarover ik het heb. Met onze bestaande opjaag-en verspillingseconomie brengen we toekomstige generaties in gevaar. De wereld is ziek, de aarde is eindig, de groei kent haar grenzen. De wereld mist warmte, zweert bij concurrentie, is afstandelijk, anoniem, steriel.

Wie erbij nadenkt wordt verontrust. Verandering is nodig om tot stabiliteit te komen. Ze begint bij een bewustzijn en erkennen van kwetsbaarheid. Ik wordt niet vrolijk van die werkelijkheid maar je kunst wordt nooit zwaarmoedig. Nee, ze werkt bevrijdend door je speelsheid en altijd aanwezige lichtheid. Er zit een soort van hoop in je werk, en hoop daar ben ik niet tegen. Ook al weten we goed dat kunst geen wereldproblemen oplost. Je werk zal de aarde wellicht niet tot leven wekken. Volgens mij gaat je werk over hoe de aarde wordt herinnerd. Over identiteit.

ICT en multimedia behoren nu volop tot de kunsttechnologie. Maar jij houdt vast aan het ambacht. De wereld verandert, maar ambacht verandert niet. Jij construeert nog altijd op dezelfde handmatige wijze. Een relatief trage manier van werken. Je werk is doorleefd en diepgaand. Er steekt een hart en een ziel in. De werkelijkheid speelt in het kleinste detail. Zo bewaar je de originele schoonheid en spirit van handwerk. Je machines zien er niet perfect uit, niet te gladjes en te netjes.

Jij onderzoekt ook je vormentaal op haar poëtische werking. Je gaat voortdurend na wat er gebeurt als je een bepaald constructie anders inbouwt, materialen anders combineert. Je bent een bijzonder goed vakman die het talent heeft om te doseren. Door in opeenvolgende werken onderdelen, transmissies en motortjes te herhalen, krijgt je totale werk een eigenzinnig, erotiserend ritme. Dit wordt beklemtoond door het subtiel gebruik van bijvoorbeeld een witte lokveer, zuchtende blaasbalgen, zwetend motoren, kronkelende slangetjes, een trechter die zich langzaam en geheimzinnig opent en weer sluit.

Het handmatige heeft ook een bepaalde emotionele en morele kwaliteit. Het is gewoon de juiste techniek voor een ecologisch verhaal. Er zijn de prettige kleine ontregelingen. Alles piept en kraakt. Het lijkt heel amateuristisch. Dit bedoel ik niet denigrerend. Je werk is stilistisch eenvoudig en tegelijkertijd is alles duurzaam en dierbaar in balans. Je werk verplettert niet, het tegendeel is waar: het bemoedigt en vertedert me. Hoe broos kan ik worden van te kijken naar je machientjes? En hoe geïntrigeerd ? Wat ik zo mooi vind, is dat ze zo fragiel zijn, zo aandoenlijk. Ik word er stil én goedgezind van. Het feit dat je werk getoond wordt - openlijk en emotioneel - is een troost voor je publiek.

Je werkjes vertellen me ook veel over jezelf. Ze tonen een romanticus die de erotische verbeelding koestert. Die gelooft in een betere wereld en het liefst de teloorgang wil afweren. Je kiest voor duurzaamheid, je kiest voor een wereld waarin zorgzaamheid, respect, engagement en wederkerigheid de plaats krijgen die ze verdienen. Je werk toont je grote authenticiteit en creatiedrang. Ze zeggen ook wat over je alertheid en gevoeligheid, denk ik. Wie niet alert en gevoelig is kan zo’n kunst niet maken. Kunst is je medicijn, bricoleren houdt je mentaal gezond. Het is een constante in je leven. Het zit er allemaal in.

Iedereen is warm aanbevolen om te kijken naar je werk, te kijken en te verstillen.

Johan Rottiers

​

 Het draait, zwaait, schuift

en tikt momenteel bij Galerie

Dis. Met een mengelmoes

van geluiden, voortgebracht

door bewegende objecten

van Zjos Meyvis. De Belg schaart

zich in de traditie van kunstenaars

als Jean Tinguely en Panamarenko

door van bestaande materialen de

gekste apparaten te bouwen. Een

blaasbalg van plankjes zet een katrol

in beweging, waarna een xylofoonstokje

tegen een omgekeerde

trechter met wapperende oren

slaat. Bij een ander apparaat gaat

een gewichtje omhoog, terwijl onder

een grote stolp een propeller begint

te draaien en een kruis oplicht.

‘Vruchtbaarheidsmachines’

noemt Meyvis zijn creaties, met zowel

ironie als licht idealisme. Hij

wil de aandacht vestigen op de afnemende

vruchtbaarheid van de

wereld en de achteruitgang der

soorten. Twee schermpjes zijn dan

natuurlijk bedoeld om stuifmeel

uit de lucht te halen, dat vervolgens

door pianohamertjes in

een reageerbuis wordt geveegd. Zo

loop je van het ene toestel naar het

andere om de functies van alle slangetjes,

duimstokken, reservoirs en

radertjes te ontdekken. Fascinerend

om naar te kijken.

Niet minder boeiend zijn de schilderijen

van Jos Kleinjans, geïnspireerd

op het klassieke verhaal van

Vergilius over Aeneas. Kleinjans

past dit epos toe op de moderne

tijd. Te zien zijn meestal twee of

meer personages, vergezeld van Latijnse

tekstfragmenten. Een vertaling

ontbreekt, maar is ook niet nodig

om, met een vrije invulling, de

thematiek te kunnen duiden, van

macht en geweld, slachtoffers en

helden. Twee generaals die tegenover

een soldaat staan, doen meteen

denken aan een Zuid-Amerikaanse

junta, ook zonder het door

de galeriehouder opgehangen

krantenartikel over de net overleden

ex-dictator Videla. Opvallend

vaak wordt er iemand weggedragen,

gered uit de rampspoed - zoals

Aeneas met zijn vader op zijn

rug het brandende Troje verliet.

Een man met baseballpet draagt

een boeddhistische monnik, een

Arabier ondersteunt een oude Palestijn

en een soldaat klemt een

oude vrouw met kroontje op haar

hoofd in zijn armen. De achtergrond

is blanco (de omgeving doet

er niet toe), alle aandacht gaat uit

naar de handeling: de sterke schiet

de zwakkere te hulp, ongeacht

rang, stand, geloof of afkomst. Ook

hier dus een idealistische ondertoon.

THIJS LENSSEN

Galerie Dis (Maastricht).

NABEELD

De Erven van Zjos Meyvis - 2014

​

Zjos Meyvis hakt zijn Erven uit blauwe steen. Ze lijken stuk voor stuk besloten hofstedes op het platteland, homogene biotopen. Op het eerste gezicht vertrouwd, maar bevreemdend voor wie beter kijkt. In feite bevatten ze een mind-map voor een diverse universaliteit.

De Erven zijn ruraal. Niet typisch Vlaams maar eerder  zuiders. Het is niet moeilijk om zich de Erven voor te stellen in een ruimer landschap dat zindert van natuurlijkheid. De Erven zijn geografisch georiënteerd. Ze situeren zich ‘ergens’, bijvoorbeeld bovenop een rots, op een helling of langs een beek. Toch zijn ze geen schaalmodel van een realistische setting. Ze ontsnappen aan elke vorm van lokale territorialiteit, er is geen grens, geen beperkende horizon. De Erven van Meyvis bevatten iets universeels. Ze belichamen een archetype, een uitgezuiverde oervorm van bestaan, een frame waarop elke vorm van ‘er te zijn’ zich kan enten. 

De architectuur van de Erven wordt gekenmerkt door gave vlakken en volumes. Ze wordt niet geconditioneerd door concrete ruimtes. Integendeel, de Erven geven uiting aan een ruimere, immateriële wereld. De Erven baden in een ‘state of mind’  ver voorbij het monoculturele en etnocentrische van het platteland. Wat een besloten locus lijkt, is in feite een mentale ruimte die  het lokale ver overstijgt. Meyvis toont door de architectuur van zijn Erven de eigenaardige schoonheid van een conceptueel universum.

De Erven van Meyvis bestaan ogenschijnlijk uit een huis en één of twee bomen maar het is vooral de stilte en de tijdloosheid die treft. De Erven ademen rust. Het lijkt wel of de tijd er stilstaat.  Op het eerste gezicht misschien het gevolg van  de werkwijze van Meyvis.  De Erven zijn minutieus gekapt uit arduin, vervolgens zorgvuldig geschuurd. De bomen worden heel  precies geassembleerd. Soms wordt een tweede steensoort naadloos ingepast. Het tijdrovende valt van het werk af te lezen, althans voor wie nog voeling heeft met ambachtelijk beeldhouwen. Maar deze werkwijze verklaart onvoldoende de tijdsdimensie die we kunnen ervaren bij het kijken naar het werk.

De tijdservaring bij het kijken naar de Erven contrasteert schril met de snelheid van ons dagelijks bestaan. De atmosfeer resoneert stilte. Er is op de Erven geen spoor van bewoning, geen spoor van activiteit. Het tafereel is geen onderwerp voor een snapshot. De Erven worden getypeerd door gebeurtenisloosheid. Vandaar de andere tijdservaring. De voortgang van de tijd wordt opgeheven . Verleden, heden en toekomst vallen samen in het beeld, zoals dat ook kan in een herinnering of een droom. Deze consequente gebeurtenisloosheid maakt de tijd zo tastbaar in de Erven van Meyvis. De tijd spreidt zich in alle loomte erover uit. Het kijken naar de Erven is subliem: men ervaart de tijd an sich

Wat Meyvis ons toont, ontwikkelt zich  doorheen zijn dagelijkse activiteiten. Creëren is zijn manier van ‘er te zijn’, zoekend naar geëigende oplossingen zonder eindpunt voor ogen.  Niets van wat hij maakt staat los van zijn dagelijks bestaan. De wijze waarop zijn werken vorm krijgen, hangt samen met het verloop van zijn energie. Zijn creativiteit is spontaan en verloopt eerder onbewust.  Meyvis ontwikkelt zich los van heersende stromingen. Het lijkt paradoxaal maar in de beschutting van de lokale kerktoren, ver weg van de waan van de dag of vluchtige actualiteit, krimpen de afstanden naar essentie.

Meyvis werkt in opeenvolgende cycli. Een reeks sculpturen wordt gevolgd door een reeks schilderijtjes, gevolgd door een reeks krijttekeningen op kranten, een reeks houten constructies, een reeks assemblages. En nu dus beeldhouwwerken in blauwe steen. Doorheen deze cycli diept Meyvis zijn vertoog uit zonder theoretische beschouwing of voorafgaande speculaties. Wat Meyvis maakt, IS,  zonder meer. De cyclische opeenvolging puurt de betekenis uit. Zijn werkwijze is een artistieke queeste naar het intieme en ultieme, een zoeken naar universaliteit.  

De Erven passen zo in de logische ontwikkeling van het oeuvre van Meyvis. Het sluit thematisch naadloos aan bij zijn ouder werk zoals zijn Tuin van (h)Eden, en bij zijn meer recente machines voor het verspreiden van stuifmeel en pastorale lucht. Ook deze werken passen ogenschijnlijk in een ruraal verhaal maar in essentie geeft Meyvis stevige kritiek op hoe we met onze wereld omgaan. Hij neemt stelling tegen onze collectieve verwaarlozing van het ecosysteem met als gevolg de groeiende steriliteit van onze samenleving. Alle werk van Meyvis draagt in zich dezelfde universele wens voor een gezondere maatschappij, gestoeld op verschil, variëteit en interculturaliteit.

Zjos Meyvis, ‘de Schoonste mens van Hemiksem’, ‘Constructeur des rois et des reines’, ‘Master of Fertilization’, is bovenal Magister Nostalgicus’: zijn werk is vol van herinnering en onvervuld verlangen. 

                                                                                                                      Johan  Rottiers

​

​

​

bottom of page